De wijziging op de Wet Minimumloon gaat op 1 januari 2018 in. Eerder hebben wij bericht over de gevolgen hiervan voor de gastouders die in het huis van een vraagouder ook kinderen van andere vraagouders opvangen. Vanaf 1 januari a.s. valt deze vorm van gastouderopvang onder de wet minimumloon. Iedere vraagouder zou de gastouder het minimumloon moeten betalen. Dat maakt deze vorm van gastouderopvang duur. Hiervoor is nu een oplossing gevonden. Ouders dienen er gezamenlijk voor te zorgen dat de gastouder in ieder geval één maal het minimumloon en minimumvakantiebijslag ontvangt.
Op 7 november jl. heeft Tweede Kamer lid Nijkerken-de Haan in de behandeling van de verzamelwet SZW 2018 vragen gesteld over de wet minimumloon in relatie tot deze groep gastouders. De minister heeft toen toegezegd dat er opnieuw met het veld gekeken zou worden hoe problemen binnen de bestaande regelgeving opgelost zouden kunnen worden.
De Brancheorganisatie Kinderopvang en de VGOB zijn in gesprek gegaan met het ministerie. Hier is een oplossingsrichting uit voortgekomen, die in een brief aan de Tweede Kamer is uitgewerkt.
In de oplossingen die het ministerie voorstelt moet onderscheid gemaakt worden tussen twee voorkomende situaties:
1.Er is een familierelatie tussen de gastouder en de vraagouder, die zijn woning beschikbaar stelt. Tevens worden er kinderen uit andere gezinnen opgevangen.
In deze situatie kunnen de vraagouders een gezamenlijke overeenkomst van opdracht (“OVO”) sluiten met de gastouder. Bij een gezamenlijke OVO kunnen de vraagouders civielrechtelijk vastleggen dat ieder van hen aansprakelijk is voor zijn ‘eigen’ bijdrage jegens de gastouder. Als echter door bijv. het wegvallen van een van de vraaggezinnen de gastouder minder dan het wettelijk minimumloon ontvangt, kan ieder van de (overgebleven) vraagouders door de gastouder worden aangesproken voor betaling van het wettelijk minimumloon.
2.Er is geen familierelatie tussen de gastouder en de vraagouder, die zijn woning beschikbaar stelt. Tevens worden er kinderen uit andere gezinnen opgevangen.
In deze situatie is er doorgaans sprake van een gezagsrelatie tussen de vraagouder en gastouder en dus een arbeidsovereenkomst. Als de gastouder minder dan 4 dagen opvang per week verzorgt, is de Regeling Dienstverlening Aan Huis (RDAH) van toepassing. In dat geval moet het wettelijk minimumloon en minimumvakantiebijslag betaald worden en vier weken vakantie per jaar. Voor de vraagouder is als werkgever het aantal weken doorbetalen bij ziekte gereduceerd tot zes weken.
Ook wanneer er kinderen uit andere gezinnen worden opgevangen is er doorgaans nog steeds sprake van een gezagsverhouding tussen de ouder in wiens woning wordt opgevangen en de gastouder. De gastouder kan met de overige ouders een OVO sluiten. De gastouder valt dan met twee overeenkomsten onder de wet op het Minimumloon. Zowel binnen een RDAH als met een gezamenlijke OVO moet het minimumloon betaald worden aan de gastouder.
In dit geval kan er in alle overeenkomsten tussen de gastouder en de vraagouders met een beroep op artikel 7 lid 4 van de Wet Minimumloon en minimumvakantiebijslag geregeld worden dat beloning(en) die ontvangen zijn van derden (de andere vraagouders) gezien worden als beloningen die van de werkgever/opdrachtgever afkomstig zijn. De bijdragen van de andere vraagouders dienen dan wel volgens een vaste maatstaf aan de andere vraagouders in rekening gebracht te worden. In totaal zal dit een beloning op tenminste het wettelijk minimumloon moeten zijn. Deze afspraken moeten als arbeidsvoorwaarde met de gastouder worden overeengekomen. Om in aanmerking te komen voor kinderopvangtoeslag moet altijd sprake zijn van een bijdrage van de vraagouders. De ouder die een overeenkomst volgens RDAH heeft met de gastouder blijft verantwoordelijk voor doorbetaling bij ziekte en vakantie.
Met deze twee oplossingen wordt binnen de bestaande regelgeving voorkomen dat meerdere malen het wettelijk minimumloon betaald moet worden.
De gastouder kan iedere ouder aanspreken op het ontvangen van het minimumloon. Als één ouder in gebreke blijft, kan de gastouder het gemiste bedrag vorderen bij de andere ouder(s) voor zover deze ouders gelijktijdig opvang afnamen met de ouder die in gebreke blijft. De Brancheorganisatie Kinderopvang en de Vereniging Gastouderbranche hebben beide aangegeven zich zorgen te maken over deze hoofdelijke aansprakelijkheid van ouders.
Bron: Brancheorganisatie Kinderopvang