Op woensdag heb ik 3 peuterdametjes in de opvang. Soms kunnen ze heel fijn samen spelen en soms…..iets minder goed. “Van mij” krijst Emmy, met een stem die een heks niet zou misstaan. “Nee, van mij” roept Jessy terug. Beide dames staan aan een pop te trekken. En Mira gooit nog wat olie op het vuur door te roepen dat zij de pop ook wil.
Ik heb ongeveer 8 poppen in de opvang, genoeg voor 3 dametjes zou je denken. Maar naar die andere poppen kijken ze niet om. Het draait nu om die ene pop en ook al kennen ze de woordjes “samen spelen, samen delen” wel. Als je bijna 3 jaar oud bent dan is het toch wel heel erg moeilijk om te delen. Dat is niet erg, dat hoort bij ontwikkelen en groot worden. Het simpele antwoord zou dan kunnen zijn dat ik de pop afpak en opzij leg. Dan kan er om die pop geen ruzie meer gemaakt worden. Na 5 minuten vinden ze dan wel iets anders waar ze allemaal tegelijk mee willen spelen en niet willen delen. Dus het afpakken is niet de oplossing, daar leren ze niks van en de kans is groot dat ze dan ook nog eens alle 3 verdrietig en gefrustreerd worden omdat ik hun speelgoed afneem. Dat is zeker niet bevordelijk voor de sfeer in huis. Ik wil de dames dus leren delen.
Ik ga met hen in gesprek, en dan hou ik wel even de pop vast zodat de dames zich “gelijk”voelen. Ik verwoord hun gevoelens door te zeggen dat ik zie dat ze allemaal graag met deze pop willen spelen. Voorzichtige knikjes, dus ik ga verder. Ik leg ook uit dat aan de pop trekken geen goed idee is. “Dan gaat ie stuk” zegt Emmy. “Dat kan misschien wel gebeuren” antwoord ik. “Dan moet ie in pjullenbak” reageert Jessy weer en dat vinden de dames alle 3 dan weer jammer. Dus dat moeten we voorkomen, maar hoe vraag ik aan hen? Dat is een moeilijke vraag voor peuters, daar kunnen ze even geen antwoord op geven, dus help ik hen hierin door een paar mogelijkheden op te noemen. Om de beurt met de pop spelen, of samen met de pop spelen, of misschien wil iemand liever even een andere pop nemen om te spelen, of gewoon helemaal iets anders doen. Mira zegt dat ze graag even wil puzzelen. Dat kan. Zij kiest er dus voor om iets anders te doen. Emmy en Jessy willen toch heel graag met de pop blijven spelen. Dat mag ook, maar hoe gaan we dat dan doen zonder ruzie erom te maken? Emmy neemt de kinderwagen en zegt dat ze boodschappen gaat doen met de pop en Jessy mag mee lopen. Jessy reageert enthousiast en gaat het boodschappenwagentje halen. En dan vertrekken de dames, op weg om boodschappen te doen. Na een rondje door de gang en de keuken komen ze aan bij de winkel en gaan ze overleggen wat ze nodig hebben om eten te maken. “Pepernoten, sjokoja (chocolade) en janja (ranja) roept Jessy. En dat vindt Emmy prima. Terug “thuis” gaan ze eerst de baby in bad doen en dan in bed en dan gaan ze de ‘sjokoja’ opeten. En zo ontdekken deze meiden dat samen spelen ook erg leuk kan zijn!
Hoe gaan jullie om met peuters die in de “van mij” periode zitten?
Myriam